Ad Montem se nuusbrief het 'n diepzinnige uitleg van 'n verhaal van die Woestynvaders.
Hier is Ad Montem se kommentaar op die gesprek:
De duivel komt Abba Macarius in deze spreuk heel menselijk tegemoet, en hij deinst er niet voor terug rustig een gesprek met hem aan te knopen. De duivel is hier als het ware zijn eigen spiegelbeeld, zijn schaduwzijde die precies dezelfde dingen doet.
Als we in alle rust het gesprek met hem aangaan, merken we hoe herkenbaar hij is: hij dwaalt rond en kan geen rust vinden, omdat hij voortdurend bezig is zichzelf met anderen te vergelijken. Hij wil alles beter doen dan anderen en voelt zich toch steeds tekortschieten. Met zijn vergelijken houdt hij zichzelf gevangen in een spinnenweb waar alles draait om ‘hoe anderen mij zien’. Verstrikt als hij is in deze laag van het bestaan, haalt hij uit naar Abba Macarius, die op de terugweg is naar zijn kluis nadat hij riet heeft gesneden in het moeras. Maar Macarius blijkt voor hem onaanraakbaar, omdat hij leeft op een ander niveau van bestaan, waarin hij er simpelweg mag zijn zoals hij in Gods ogen is.
Dat is de nederigheid waar deze spreuk uiteindelijk over handelt: leven vanuit de diepte van het door God gezien en bemind zijn, en vanuit die verworteling – zoals de krachtige wortels van het riet die tot in het water staan – jezelf en de situatie aanvaarden zoals die is. Daarmee ben je wezenlijk onaanraakbaar voor zowel de kritiek als de bewondering van anderen.
Het venijnige hierbij is wel, dat zodra je het zelf als nederigheid gaat zien en dus als het ware een verdienste van jezelf, de nederigheid meteen weer vervlogen is. Zo blijkt de duivel in deze spreuk uiteindelijk niet alleen de vergelijker maar toch ook de verleider, want hij weet Abba Macarius er toch toe te verleiden de vraag te stellen naar wat het is waarin hij het van de duivel wint. Daarmee begeeft hij zich in de nieuwsgierigheid, wat bij Bernardus de eerste trede is van de trap van de hoogmoed.
Uiteindelijk blijkt niemand – ook Abba Macarius niet – een toonbeeld van nederigheid te zijn. Pas in het vergeten van onszelf in Gods blik van onvoorwaardelijke liefde komen we op die laag van het bestaan terecht waar we er simpelweg mogen zijn en waar wij dan ook werkelijk thuis zijn.
No comments:
Post a Comment
Note: Only a member of this blog may post a comment.