Hier is nog ‘n interessante artikel uit vanoggend se Trouw, gevoer met die Professor in Filosofie in Nijmegen.
Wetenskaplikes wat hoog opgee oor “objektiwiteit” sal hieruit stof tot nadenke kan kry.
En, nog boeiender, is die rol van verbeelding. Hierdie wonderlike krag van ons menslike gees kan, as die artikel klop, soms die ernstigste navorsing op vreemde spore lei.
Dit is nogal ‘n uitdaging om na te dink oor watter rol verbeelding in teologie as wetenskap speel!
Hier is die artikel:
Laten wetenschappers zich alleen maar leiden door harde feiten en de werkelijkheid? Volgens filosoof Hub Zwart speelt ook verbeelding een rol in wetenschappelijk onderzoek. Een grotere rol dan onderzoekers zelf denken.
Echte wetenschap, zo luidt de algemene opvatting, houdt zich slechts bezig met harde cijfers en droge feiten. Onzin, stelt de Nijmeegse filosoof Hub Zwart in zijn boek ’De waarheid op de wand’. Verbeelding speelt in de wetenschap een grotere rol dan je zou denken.
Het is een journalistiek cliché om een interview met een geleerde in diens studeerkamer te beginnen. De kamer van wetenschapsfilosoof Hub Zwart leent zich er prima voor: boeken en wetenschappelijke tijdschriften alom, een knipsel over het menselijk genoom op zijn kastdeur, een portret van Sigmund Freud boven zijn bureau.
Hij heeft een ’archetypische’ studeerkamer, om een aan de psychoanalyse ontleende term te gebruiken die Zwart zelf ook graag hanteert. In artikelen, films en romans wordt het beeld van de studeerkamer vaak gebruikt om een filosoof te typeren. Zoals het laboratorium met buisjes en potjes en mysterieuze brouwseltjes veelvuldig gebruikt wordt om de natuurwetenschapper te typeren.
Maar dergelijke archetypen spelen niet alleen in de populaire beeldvorming een rol, zo laat Zwart zien in zijn recente ’De waarheid op de wand. Psychoanalyse van het weten’. Aan de hand van de ideeën van beroemde psychoanalytici als Freud, Jung en Lacan toont hij aan dat ook wetenschappers zélf, veel meer dan ze denken, worden beïnvloed door archetypische beelden. „Zeker aan het begin van zijn carrière heeft de scheikundige vaak een fascinatie voor het laboratorium met z’n reageerbuisjes, voor het experimenteren met zuivere stoffen, voor explosies”, aldus Zwart.
„Ik ken een dergelijke fascinatie ook. Ik werd aangetrokken tot de filosofie door het archetype van de studeerkamer. Die boeken zijn de reageerbuisjes van de filosofie. In een studeerkamer onderzoek je de kristallen van het denken, de ’zuivere stof’ van de grote auteurs. Filosofen zeggen de wereld te bestuderen, maar ze moeten daarvoor de wereld ook buiten de deur houden, zich opsluiten in hun ivoren toren. Precies dezelfde paradox vind je in een laboratorium.”
Goed, de romantische beelden van de studeerkamer of het laboratorium kan een tiener misschien doen besluiten om een wetenschappelijke carrière te kiezen. Maar hoe belangrijk zijn ze daarna nog?
Zwart citeert in zijn boek de filosoof en scheikundige Gaston Bachelard, die dergelijke archetypen een sta-in-de-weg voor serieus wetenschappelijk onderzoek noemde. Verbeelding leidt af van waar het in de wetenschap echt om gaat: harde cijfers, droge feiten. Zwart: „Ik denk dat dat een naïeve visie is. Je kunt beter accepteren dat ook de wetenschap drie talen spreekt: de taal van het getal, de taal van het woord en de taal van het beeld. Getallen lijken te domineren, maar ook beelden zijn belangrijk.”
Je kunt je daar beter bewust van zijn, en je verwachtingen zonodig bijstellen. Een voorbeeld. Lange tijd heeft het beeld van ’Moeder Aarde’ bij aardwetenschappers het idee ingeprent dat de aarde ook een soort baarmoeder moest hebben: een ondergrondse grot waar het leven ontstaan was, en waar misschien zelfs nog dieren leven die op het aardoppervlak uitgestorven zijn. Jules Verne heeft dat beeld met zijn boek ’Reis naar het middelpunt der aarde’ ook gepopulariseerd.
,,Het idee bleek echter niet te kloppen. Maar in een uitgezuiverde vorm blijft het archetype van Moeder Aarde wel degelijk bepalend. Recenter heeft dat geleid tot de opvatting dat onze aarde als één groot superorganisme te zien is, een samenhangend ecosysteem. Ook op die opvatting kun je kritiek hebben, maar het is toch een leidraad voor serieus wetenschappelijk onderzoek.’’
Daarbij, zo merkt Zwart op, is het een mythe te denken dat getallen werkelijker zijn dan beelden en dat de wetenschap zich daarom tot de harde cijfers moet beperken. „Het periodieke systeem van elementen, dat je in ieder laboratorium aan de muur ziet hangen, is natuurlijk geen feitelijke beschrijving van de natuur – hooguit een beschrijving van het lab zelf. De getallen en symbolen waarvan de wetenschapper zich bedient, zijn een theoretische reconstructie van de werkelijkheid. Dat kan ook niet anders, je moet als wetenschapper een artificiële werkelijkheid creëren. Maar als je je bevindingen vervolgens probeert te vertalen naar de alledaagse werkelijkheid, merk je dat die toch wat weerbarstiger in elkaar zit. Dat is de tragiek van de wetenschap.”
Klopt het archetype dan toch van de verstrooide, wereldvreemde geleerde, die in zijn ivoren toren zinloze experimenten uitvoert? Toch niet, meent Zwart. „Dat het lab een machteloos klein eilandje is dat je moet beschermen tegen de boze buitenwereld, is maar één kant van het verhaal. Door de industriële revolutie is het laboratorium uit z’n beschermde omgeving ontsnapt. Stoffen die door wetenschappers in het lab zijn ontdekt, zijn nu alomtegenwoordig. Kunstmest, plastic, ga zo maar door. Dus het beeld van de explosie waardoor jonge wetenschappers zich aangetrokken voelen, heeft inderdaad plaatsgevonden. Maar het was een trage explosie. Heel langzaam is het lab ontploft en die explosie heeft onze wereld rigoureus veranderd.”
No comments:
Post a Comment
Note: Only a member of this blog may post a comment.