In vanoggend se Trouw verskyn die volgende berig, waarin geskryf word dat veral ouer mense tans hul rug op die kerk keer.
Kerken in Nederland trekken steeds minder bezoekers, maar jongere gelovigen blijven relatief trouw. Dat blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek gisteren heeft gepresenteerd.
Een kleine meerderheid (54 procent) van de Nederlankdse volwassenen noemt zichzelf religieus. Maar praktiserend zijn deze gelovigen lang niet allemaal. In 2012 bezocht 16 procent van de volwassenen minstens een keer per maand een kerk, moskee of andere religieuze bijeenkomst. In 1999 was dat nog een kwart.
De terugloop varieert per leeftijdsgroep. Vooral ouderen keren de kerk de rug toe. Steeds minder 55-65-jarigen zijn lid van een kerk of moskee, en degenen die dat nog wel zijn bezoeken minder vaak een dienst.
Onder 18- tot 34-jarigen is terugloop geringer. Van hen bezocht vorig jaar 12 procent regelmatig een dienst. Dat percentage lag in 1999 op 15 procent.
De terugloop varieert per leeftijdsgroep. Vooral ouderen keren de kerk de rug toe. Steeds minder 55-65-jarigen zijn lid van een kerk of moskee, en degenen die dat nog wel zijn bezoeken minder vaak een dienst.
Onder 18- tot 34-jarigen is terugloop geringer. Van hen bezocht vorig jaar 12 procent regelmatig een dienst. Dat percentage lag in 1999 op 15 procent.
Bovendien is de afname in kerkelijkheid vooral waar te nemen onder christenen. Het aandeel moslims onder Nederlandse volwassenen steeg sinds 1999 van 2 naar 4 procent.
Secularisatie is geen fenomeen van de laatste dertig jaar, zoals vaak wordt gesteld. De afname van het percentage kerkleden op de Nederlandse bevolking verloopt al ruim een eeuw in een tamelijk constant tempo.
Ooit noemde bijna iedere Nederlander zich kerklid en in absolute aantallen hebben veel mensen de kerk verlaten, maar daarbij moet wel bedacht worden dat eind negentiende eeuw vrijwel de gehele bevolking kerkelijk was.
De vele kerkelijke afsplitsingen maken het lastig om verschillende denominaties over een langere periode te vergelijken. Sinds 1971 vraagt het CBS bij volkstellingen niet meer naar kerkelijke gezindte. Religieuze betrokkenheid komt nog wel in andere (deel)onderzoeken aan de orde. Zo concludeerde het CBS eerder dat opvattingen van Nederlanders over samenwonen, trouwen, scheiden en kinderen krijgen afhangen van hun religieuze overtuiging.
De vele kerkelijke afsplitsingen maken het lastig om verschillende denominaties over een langere periode te vergelijken. Sinds 1971 vraagt het CBS bij volkstellingen niet meer naar kerkelijke gezindte. Religieuze betrokkenheid komt nog wel in andere (deel)onderzoeken aan de orde. Zo concludeerde het CBS eerder dat opvattingen van Nederlanders over samenwonen, trouwen, scheiden en kinderen krijgen afhangen van hun religieuze overtuiging.