Tuesday, September 21, 2010

Wie het eintlik die kanker?


 
Ek lees vanoggend in Trouw hierdie boeiende artikel. Dit is werd om ‘n keer of wat herlees en goed bedink te word.

As ‘n mens so iets lees is die vraag telkens feitlik onwillekeurig: Is daar dan nie iemand, ‘n egte mistagoog, wat ‘n Tabor-huis hier in ons land kan begin nie?

Daar is veel in hierdie artikel wat my aan egte spiritualiteit herinner.

Een van die beste artikels wat ek in ‘n lang tyd gelees het.

Ek verwonder my veral oor die slot waar gepraat word oor wat kankerpasiënte vir ons samelewing kan leer:  Ek is diep getref deur die sin (sien waar dit onderstreep is) wat so ‘n kragtige greep op ‘n mens uitoefen:

„Het kan voor hen (d.i. kankerlyers) schokkend zijn om te zien hoe mensen ’in de normale wereld’ met zichzelf omgaan, met hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, met elkaar, de natuur, de aarde. Hoe het jachtige en irrationele streven naar meer geld, meer bezit, meer macht, meer prestige, meer vermaak het hele maatschappelijke en economische leven doortrekt. Die kankerachtige woekering van meer, meer, meer hebben zij letterlijk in hun eigen lichaam leren vrezen en verafschuwen. Kanker krijgen kan je een fundamenteel ander zicht op de dingen geven: op wat het leven dient en wat de dood.


Hier is die volledige weergawe: 


21 September 2010
Anniek van den Brand
De opleving na het slechte nieuws

Theoloog en psycho-energetisch therapeut William Yang (62) is initiatiefnemer van het Taborhuis, een centrum voor begeleiding van mensen met kanker en andere levensbedreigende ziekten. Komende maand bestaat het eerste huis twintig jaar. „De wereld kan leren van kankerpatiënten.”

Hij begon zijn werk met kankerpatiënten in de jaren tachtig. William Yang was psycho-energetisch therapeut in het Canisius-Wilhelmina-ziekenhuis in Nijmegen. Door gesprekken, ontspanningsoefeningen en lichte meditatie probeerde hij kankerpatiënten bij te staan die zware chemo-kuren ondergingen. „Het idee was hun kwaliteit van leven te verhogen door ze te helpen een positieve houding te vinden ten opzichte van de behandelingen, die destijds nog zwaarder waren dan tegenwoordig. Mijn idee was om de veerkracht en leefkracht van mensen te mobiliseren. Om hun genezings- of stervensproces meer kwaliteit te geven, probeerde ik hen zichzelf niet alleen als slachtoffer te zien, ik wilde hen laten voelen dat ze een andere keuze hadden dan alleen passief te lijden.”

Yang werd in zijn leven al vroeg geconfonteerd met de dood; op zijn zevende overleed zijn vader. „Dat is heel bepalend geweest voor mijn relatie met de eindigheid. Ik heb als kind vooral ervaren dat het leven doorgaat. Ik was verdrietig, maar niet depressief. ’s Avonds in bed huilde ik wel maar ik was niet wanhopig. Het viel me op dat volwassenen er een veel groter punt van maakten dan ik. Met betraand gezicht vroegen ze me hoe het ging. Ik dacht: het is zoals het is, de dood hoort bij het leven. Kinderen zijn daar nuchterder in dan bijvoorbeeld vijftigers.”

In het Canisius-Wilhelmina had Yang een kamertje apart. „De luchtjes en geluiden van het ziekenhuis drongen voortdurend door. De ruimte was zowel letterlijk als figuurlijk zo beperkt. Ik wilde een plaats buiten het ziekenhuis, een prettige omgeving die mensen niet herinnerde aan hun behandelingen.”

William Yang is van huis uit theoloog. „Ik heb theologie altijd heel breed gezien. Ik was vooral geïnteresseerd in de spirituele kant van godsdiensten. Omdat mijn vader Chinees was, voelde ik me aangetrokken tot het taoïsme. Het idee dat lichaam, ziel en geest wezenlijk samenhangen, heeft me altijd erg aangesproken.”’ Yang reisde daarom veel naar India, naar de Tibetaanse vluchtelingengemeenschap in Dharamsala. „Inmiddels is ook in het westen het besef doorgedrongen dat de mens meer is dan een pakketje bloed en botten.”


Samen met Ton Staps, psychotherapeut in het Nijmeegse Radboudziekenhuis, ontwikkelde Yang eind jaren tachtig een vorm van begeleiding die aanvullend was op de reguliere kankertherapieën. „Door een ingrijpende ziekte als kanker kom je op onbekend, nieuw terrein. Dat verlamt de ene mens en activeert de andere. Er komen heel existentiële vragen op: waarom treft mij dit, wat betekent het, wat kan ik leren van deze fase van mijn leven? Sommige mensen met kanker gaan daaraan niet ten onder. Misschien wel even – of langer dan ’even’ – maar na een tijd komen ze weer boven. Wat niet wil zeggen dat ze beter worden, genezen verklaard, maar zij komen er als mens weer bovenop, ze komen er doorheen, groeien er bovenuit. In de confrontatie met hun eindigheid of verval trekt hun geest niet dicht maar open, het wordt niet donker, het wordt licht. Zij klampen zich niet vast aan wat vroeger was. Ja, ze huilen erom, ze rouwen, maar laten dan los. Ze laten zichzelf los. Gek genoeg zeggen ze dan vaak dat ze nu meer zichzelf zijn dan ooit. Of: nu pas eindelijk zichzelf, eindelijk werkelijk, echt. Het Taborhuis biedt ruimte voor al die aspecten – door gesprekken, massages, meditatie.”

Yang en Staps organiseerden twintig jaar geleden het eerste weekeinde voor kankerpatiënten uit hun beider praktijken; een experiment „We gingen naar een klooster in Huissen, samen met een creatief therapeute. We beleefden prachtige dagen. Er werd gewandeld, gepraat, getekend. De patiënten werden weer mens, ze kwamen tot zichzelf, ze voelden zich meer dan hun ziekte. Dankzij, of gedwongen door hun ziekte ontdekten ze aspecten van zichzelf die ze waren vergeten of nog nooit hadden gezien.”

Na het weekeinde wilde Yang een streep zetten onder zijn werk in het Canisius-Wilhemina. „Ik wilde niet terug naar dat kamertje. Ik zag dat het werkte om de mensen iets te bieden buiten de muren van het ziekenhuis.” Maar toen hij zijn ontslag wilde indienen, zei de directeur: Nee, jij gaat niet weg, we gaan dit samen doen, we beginnen iets nieuws.

Dat ’nieuws’ werd het eerste Taborhuis. De naam komt van de berg Tabor, volgens de christelijke traditie de berg waarop Jezus van gedaante veranderde; op de bergtop werd Hij een lichtstralend lichaam. Yang: „Tabor staat voor licht en het hervinden van eigen kracht”.

De eerste tien jaar van het Taborhuis stonden de psycho-sociale vraagstukken centraal waarmee kankerpatiënten en hun naasten worden geconfronteerd. „De confrontatie met het falen van je lichaam, met je eindigheid, brengt vaak heftigere en diepere emoties met zich mee dan iemand ooit heeft ervaren. Mensen hebben soms het gevoel dat ze gek worden. Voor partners is het net zo zwaar. Zij hebben het idee: nu móet ik er zijn, ik móet sterk zijn, ik mag niet klagen want ik leef.”

Na tien jaar voegde het Taborhuis zingeving toe aan het inmiddels ruime scala van gespreksmogelijkheden, massage- en meditatiegroepen. „Het woord spiritualiteit durfden we tien jaar geleden amper in de mond te nemen uit angst zweverig te worden genoemd. Maar we merkten dat patiënten bezig waren met vragen als: wat is nog de zin van mijn leven en wat is de zin ervan geweest tot nu toe? Wat kan ik nog doen, waar gaat het me in dit leven écht om? Vaak zit het antwoord op die vraag overigens niet in wereldreizen en carrière maar in een mooi gesprek, een fijne verjaardag met familie en vrienden, zonlicht op je huid, de tuin. Het is ontroerend om te zien als mensen de klik kunnen maken naar de grootsheid van het kleine.

Yang heeft tijdens zijn werk voor het Taborhuis altijd onderzoek gedaan: wat zeggen de patiënten, wat houdt hen bezig? Hij publiceert erover en houdt lezingen. „De informatie wordt inmiddels ook gebruikt in opleidingen voor artsen en andere hulpverleners. Lang niet alle patiënten willen naar een dominee of pastoor, ze willen artsen die zich medemenselijk opstellen, die kunnen invoelen met welk nieuws ze hun patiënten confronteren.”

Na het opzetten van de organisatie heeft Yang zich helemaal gestort op het werken met patiënten. „Naast individuele gesprekken geef ik nog altijd psycho-energetische meditatie. Ik probeer de mensen te laten zien dat er een laag is onder het denken, onder de heftige emoties, waar ze tot zichzelf en tot rust kunnen komen. Het wonderlijke is dat zieke mensen daar vaak veel sneller bij kunnen dan gezonde. Naar die lessen komen ook mensen die, als ze niet ziek waren geworden, nooit aan meditatie of yoga gedacht zouden hebben. Daarom houd ik mijn lessen licht en luchtig. Ik heb het niet over chakra’s of aura’s; iedereen moet mee kunnen doen.”

Nu het tweede decennium gevierd kan worden, maakt Yang zich op voor weer een nieuw doel: hij vindt dat de wereld iets kan leren van kankerpatiënten. „Het kan voor hen schokkend zijn om te zien hoe mensen ’in de normale wereld’ met zichzelf omgaan, met hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, met elkaar, de natuur, de aarde. Hoe het jachtige en irrationele streven naar meer geld, meer bezit, meer macht, meer prestige, meer vermaak het hele maatschappelijke en economische leven doortrekt. Die kankerachtige woekering van meer, meer, meer hebben zij letterlijk in hun eigen lichaam leren vrezen en verafschuwen. Kanker krijgen kan je een fundamenteel ander zicht op de dingen geven: op wat het leven dient en wat de dood. Op wat werkelijk van waarde is, goed, zinvol en wat niet. Misschien moeten mensen met kanker hun schroom overwinnen en luider zeggen wat zij zien, uit eigen ondervinding weten, immers aan het eigen lijf hebben ondervonden. Zij zijn ervaringsdeskundigen, zij hebben recht van spreken. En wij de plicht om te luisteren.”

Taborhuis steunt bij omgaan met ernstige ziekte

Nederland telt twee Taborhuizen: een in Groesbeek en, sinds januari van dit jaar, een in Arnhem.

Het Taborhuis, opgericht in 1990, geeft mensen met kanker en andere levensbedreigende ziektes zoals MS, ALS en aids psychosociale begeleiding in aanvulling op hun medische behandeling. Niet alleen patiënten, ook naasten en nabestaanden kunnen er terecht. De medewerkers van het Taborhuis ondersteunen mensen in hun zoektocht naar een manier om om te gaan met de ziekte door gesprekken, massages en meditatie. Deze combinatie van gesprek en ontspanning wordt psycho-energetische therapie genoemd. William Yang en Ton Staps, die als therapeut vanaf het begin aan het Taborhuis zijn verbonden, hebben deze methodiek uitgewerkt.

In Nederland zijn de afgelopen twintig jaar acht met het Taborhuis vergelijkbare centra opgericht; zelfstandige stichtingen die samenwerken onder de noemer Ipso – Concentris. Daarnaast bestaan er zogenoemde inloophuizen waar geen professionele, therapeutische begeleiding wordt gegeven maar waar kankerpatiënten terecht kunnen voor informatie en cursussen.

No comments:

Post a Comment

Note: Only a member of this blog may post a comment.

Blog Archive