'n Interessante artikel in vandag se Trouw:
Een mens is geen hersenplaatje
De vrije wil bestaat niet, stellen hedendaagse neurologen. Wat betekent het voor hoe je je kinderen moet opvoeden? "Als de vrije wil niet bestaat, kun je als opvoeder je boeltje pakken."
Ze zit aan haar bureau in de 'Opvoedpoli' aan het Surinameplein in Amsterdam-West. De onderneming begon drie jaar geleden en telt inmiddels vijf filialen in Amsterdam en omgeving. Samen met zo'n tweehonderd andere 'gezinscoaches' staat Van Soomeren ouders in het stadsdeel bij met opvoedkundig advies.
Of de opmerking van haar vader pedagogisch wel verantwoord was? "Ach. Je kunt ook te lief zijn. Je hebt van die ouders die meteen in paniek schieten: 'Help, het schreeuwt!'"
Achter de manier waarop je je kinderen opvoedt, schuilen aannames van filosofische aard. Moet je ervan uitgaan dat het kind een vrije wil heeft, of juist niet? En zo ja, moet je die wil dan prikkelen, of juist 'breken', zoals dat vroeger heette? En stel dat hedendaagse neurowetenschappers gelijk hebben met hun stelling dat de vrije wil niet bestaat, wat betekent dat voor de manier waarop je je kinderen moet opvoeden?
"Als de vrije wil niet bestaat, dan kun je als opvoeder je boeltje wel pakken", zegt Paul van Geert, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Met een kreet als 'de dood van de vrije wil' is hij niet gelukkig. "Wetenschappers die dat roepen gaan uit van de mens als gesloten deterministisch systeem."
Maar het brein, zegt Van Geert, is 'oneindig complex'. "En complexe systemen, zo weten we uit natuur- en wiskunde, zijn principieel onvoorspelbaar, niet-deterministisch. Dat geldt dus ook voor het brein. Het bewustzijn, en daarmee de vrije wil, is een product van het brein, maar onttrekt zich tegelijkertijd aan de interne causaliteit ervan. Brein en bewustzijn beïnvloeden elkaar wederzijds.
Neurologische processen sluiten vrije keuzes niet uit."
Daar is Rien van IJzendoorn, hoogleraar gezinspedagogiek in Leiden, het mee eens. Hedendaagse vrije-wil- ontkenners gaan volgens hem uit van een dualisme dat schatplichtig is aan de filosoof René Descartes (1596- 1650). "In diens voetspoor zien ze een waterscheiding tussen lichaam en geest. En de geest, die komen ze onder de MRI-scan niet tegen. Dus schuiven ze die van tafel. Wat ze overhouden is een plat materialisme." En aangezien ze de vrije wil opvatten als een 'ijle geestelijke abstractie' kan die in hun ogen ook niet bestaan, zegt de Leidse pedagoog. "Ze hebben de vrije wil weggedefinieerd."
Zelf denkt Van IJzendoorn meer vanuit 'Spinozistisch' perspectief. "Anders dan zijn tijdgenoot Descartes ging Baruch de Spinoza uit van een graduele overgang tussen lichaam en geest. Ze lopen in elkaar over. Ze zijn te onderscheiden, maar niet van elkaar te scheiden. Descartes duwt ons in een dilemma waar we nooit uit zullen komen, maar vanuit Spinoza's perspectief is het geen probleem als de vrije wil zowel een psychische als een fysische component heeft, tegelijkertijd."
Jelle Jolles, neuropsycholoog aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, knikt. Hij ziet in het huidige debat rond vrije wil vooral een 'loopgravenoorlog' tussen kampen die zich hebben ingegraven in hun eigen paradigma, waarbij filosofische uitgangspunten als wetenschappelijke conclusies worden gepresenteerd.
"Voor- en tegenstanders van de vrije wil spreken verschillende talen en kijken naar andere dingen. De één kijkt bijvoorbeeld naar hersenstructuur, de ander naar gedrag. Die kun je niet tot elkaar herleiden. Gedrag speelt zich af in ruimte en tijd, terwijl hersenonderzoekers kijken naar een momentopname onder een MRI-scan, in een sterk vereenvoudigde omgeving. Interessant, maar je kunt een mens van vlees en bloed niet gelijkschakelen met een hersenplaatje. Dat is een reductie van de werkelijkheid, die je niet moet verwarren met de werkelijkheid zelf."
Die reductie leidt tot een 'nieuwe predestinatieleer', vindt Rien van IJzendoorn. En dat heeft grote gevolgen voor de opvoedpraktijk. "Als het karakter al helemaal vastligt bij de geboorte, dan is de invloed van de ouder zeer beperkt. Hooguit kun je de negatieve kanten van het karakter intomen, met behulp van conditionering. Wat je niet meer kunt doen, is het kind aansprakelijk stellen voor zijn gedrag."
Dat druist niet alleen in tegen de intuïtie, maar ook tegen de praktijk, betoogt Van IJzendoorn. "Onderzoek toont aan dat kinderen al heel vroeg verantwoordelijkheidsbesef hebben. En beïnvloeding vanuit de omgeving blijkt kinderen diepgaand te kunnen veranderen. Een kind doet ervaringen op, die zijn persoonlijkheid en karakter kneden."
Is een kind dan een product van zijn omgeving? Nee, zegt Paul van Geert. "Zoals er tussen lichaam en geest voortdurend interactie is, zo beïnvloeden individu en omgeving elkaar ook voortdurend. We worden door de omgeving gemaakt, maar we maken de omgeving ook op onze beurt. Ook hier moeten we waken voor een waterscheiding."
Van IJzendoorn: "En het kind is daarin dus niet alleen een passieve ontvanger, maar ook actief, handelend. Het zet de eerste voorzichtige stappen naar een besef geen willoos slachtoffer te zijn maar zelf zijn omgeving te kunnen veranderen. Dat kunnen ouders aanwakkeren of juist tegenwerken."
Hij denkt na. "Eigenlijk is 'vrije wil' een metafoor voor het gevoel greep te hebben op de buitenwereld. Het gevoel daaraan niet overgeleverd te zijn."
Dat gevoel bevorderen, daar draait het in de opvoeding om, beaamt gezinscoach Roos van Soomeren. "Veel ouders proberen hun kind dat te doen door bijvoorbeeld een bevel als vraag te brengen. 'Zullen we nu gaan eten?' Terwijl de tafel al gedekt is en ze het nooit zullen accepteren als het kind 'nee' zegt. Onder het mom dat ze kind serieus nemen, geven ze het in werkelijkheid het gevoel dat zijn wil er niet toe doet. Dat werkt passiviteit in de hand", legt ze uit.
Beter is het, aldus Van Soomeren, om een veilige omgeving te creëren voor het kind. "Een kind heeft baat bij voorspelbaarheid. Het kind gewoon maar vrij laten, zoals tegenwoordig vaak bepleit wordt, lijkt me geen goed idee. Een kind heeft kaders nodig. Duidelijkheid."
Pedagogen als Van Geert en Van IJzendoorn benadrukken dat opvoeding een dynamisch proces is. Het karakter van het kind rijpt, groeit en verandert door nieuwe ervaringen Van IJzerdoorn:. "Ik zie een kind als een vat vol mogelijkheden. Keuzes van zijn ouders en de wijdere sociale omgeving perken die mogelijkheden in. Later doen ook de keuzes van het kind dat."
Die keuzes leert een kind stap voor stap te maken, naarmate zijn prefrontale cortex zich ontwikkelt, zegt Jelle Jolles. "In dat gedeelte van het brein zetelt het vermogen je impulsen te beheersen. Pas rond je twintigste is het volgroeid."
Van IJzerdoorn voegt daaraan toe dat ook de omgeving een rol speelt. "Het vermogen om alternatieven te overwegen en toekomstige gevolgen van gemaakte keuzes te overzien, komt je niet tijdens de geboorte aangewaaid maar moet met veel vallen en opstaan worden aangeleerd."
En sommige kinderen leren dat beter dan anderen, zegt hij. "Dat hangt af van de manier waarop ouders het opvoeden. Leren ze hun kinderen op afstand naar hun daden te kijken, of niet? Dat beïnvloedt hun zelfreflexief vermogen, en dus de uitoefening van hun vrije wil."
Leidt de ene opvoeding dan tot meer vrije wil dan de andere? Voor die conclusie deinst Van IJzendoorn terug. "Veel mensen zien de vrije wil als de essentie van de mens. Als je dan zegt dat de een meer vrije wil heeft dan de andere, leidt dat al snel tot de gedachte dat die ook 'meer mens' is. Dat lijkt me onwenselijk."
Ouders, zegt Roos van Soomeren, moeten kinderen niet alleen helpen een vrije wil te ontwikkelen, maar ze ook bijbrengen dat die wil in de 'grote wereld' tegen allerlei begrenzingen aanbotst. "Je kunt niet alles doen wat je wilt."
In haar Amsterdamse kantoortje schenkt ze nog maar wat koffie in. "Moeilijk hoor, opvoeden", zegt ze. Voor haar begint het allemaal nog maar net: haar zoontje is anderhalf. Met een glimlach wrijft ze over haar buik. "En zijn zusje is op komst."
No comments:
Post a Comment
Note: Only a member of this blog may post a comment.